maandag 12 november 2007

Werk met de olifantjes

Uiteindelijk is het dan toch gelukt, Annelies zit in het regenwoud om te kijken waar olifanten voorkomen. Ik werk hierbij samen met een Mozambikaanse student, Monteiro, die bezig is met zijn afstudeervak. Dat is wel makkelijk omdat hij een auto heeft en we dus een veel groter deel van het regenwoud kunnen bereiken. Hij is bezig met een onderzoek naar regeneratie van boomsoorten in dit regenwoud. Hiervoor heeft hij een aantal plekken geselecteerd door het hele regenwoud en hij gaat op zoek naar open plekken in het bos, veroorzaakt door omgevallen bomen. Hier maakt hij een vegetatieopname zodat hij te weten komt welke boomsoorten er nu groeien. Hierbij help ik hem. Op de weg naar deze plek toe kijk ik of we olifantenfaeces tegenkomen en als we die zien bepaal ik met mijn GPS de coordinaten van de faeces en schrijf ik nog wat extra gegevens op, zoals het aantal en hoe oud ze zijn. Uiteindelijk kan ik dan in een bestaande kaart aangeven waar we faeces hebben gevonden en hebben we een idee waar olifanten voorkomen.
We hebben hulp van 2 gidsen, lokale mensen die hun halve leven door dit regenwoud rondlopen. Zij weten een hoop en kunnen precies vertellen wat alle boomsoorten zijn (maar dan alleen in hun eigen taal en niet in het portugees) en weten ook een hoop te vertellen over olifanten en kunnen ook hun sporen aanwijzen, zoals slaapplekken van olifanten, bomen waar olifanten van hebben gegeten en hoe oud de faeces zijn die we vinden.
Het werk houdt in dat we elke dag een mooie wandeling maken door het regenwoud, variërend van 2 uur tot de halve dag lopen. Dat is vrij vermoeiend omdat er vaak maar kleine paadjes lopen en het landschap heel heuvelachtig is. Als het dan ook nog 30 graden is hakt dat er aardig in. Vandaar dat we meestal om 5 uur opstaan zodat we rond 6 uur kunnen beginnen. Omdat de plekken die Monteiro geselecteerd heeft voor zijn onderzoek random gekozen zijn moeten we mazzel hebben of er kleine paadjes liggen en zoniet dan gaan we gewoon dwars door de vegetatie. Dat is erg vermoeiend en er groeien helaas redelijk wat doornstruiken dus dat is niet altijd even leuk.
Het regenwoud zelf is erg mooi, maar er wonen veel mensen en dat betekent dat er ook veel gekapt is. Het regenwoud maakt voornamelijk plaats voor bananenplantages en er lopen hoogspanningskabels dwars door het regenwoud. Er loopt een grote zandweg door het regenwoud en dat maakt het mogelijk om heel makkelijk bananen te vervoeren; grotendeels naar de hoofdstad Maputo zo'n 1200 km verderop. Omdat bananenplantages niet veel werk kosten en je als je je plantage goed verzorgt je wel 15 jaar op dezelfde plek bananen kan verbouwen zonder dat de grond braak hoeft te liggen is dit wel een redelijk lucratieve business. Dat is te merken ook want langs de weg liggen eindeloos veel grote trossen groene bananen.
Omdat er veel gekapt is, is er veel secundair bos, wat inhoud dat er niet zo heel veel grote woudreuzen zijn van 30m of hoger. Ook zijn er veel verlaten akkertjes die nu weer overgroeid zijn. In de 15 jarige oorlog die een groot deel van de natuur en het wild verwoest heeft in Mozambique, was dit gebied een schuilplaats voor de Renamo rebellen (nu overigens de grootste oppositiepartij van Mozambique) en leefden hier meer mensen. Ook in de koloniale tijd waren hier meer akkers maar de natuur heeft het weer overgenomen en de bomen groeien snel.

De kans dat ik olifanten ga zien is niet zo heel groot aangezien je bosolifanten wat moeilijk van veraf kan zien omdat het zo dichtbegroeid is en je niet zoals op de savanne heel ver kan kijken. Dat maakt het ook gevaarlijk om echt op zoek te gaan naar olifanten omdat ze ineens voor je neus kunnen staan. Dat doen we dus ook niet en met onze ervaren gidsen die altijd met ons meegaan is het dus ook niet echt gevaarlijk. Een groot pluspunt is dat er bijna geen muggen zijn (hoera!), waarom weet ik ook niet.
Helaas zijn er ook wat minpunten aan dit onderzoek. We naderen de regentijd wat betekent dat het ineens erg hard kan regenen. Gelukkkig meestal aan het einde van de middag en dan zijn we wel weer terug in ons kampement zodat we gezellig de middag in de auto kunnen doorbrengen om niet zo nat te worden...
Het kan zijn dat we over een paar weken moeten stoppen omdat de regens te erg worden, maar voorlopig gaat het nog wel. Ander probleem is dat Monteiro's auto een beetje brak is (is ook niet verbazingwekkend want de wegen zijn ronduit slecht hier dus je shaked aardig heen en weer in de auto en dan raakt er wel eens een onderdeeltje los. Helaas was het twee weken geleden niet een losgeschoten onderdeeltje maar deed het alarm het niet meer en als je dat niet aan kan zetten kan je de motor ook niet starten. Dit probleem deed zich eerst voor tegenover de bakker in Chimoio dus toen was het nog niet zo erg. Nadat de garage het alarm had doorgeknipt omdat ze de oorzaak niet konden vinden konden we alsnog naar Moribane, maar 2 dagen later wilde de auto opeens niet meer starten en toen zaten we dus in het regenwoud. Met het openbaar vervoer zijn we weer in de bewoonde wereld gekomen, maar de auto moet naar de Toyota dealer in Beira en dat gaat een hoop tijd en geld kosten aangezien dat betekent mochten ze de auto niet aan de praat krijgen dat de auto 400 km gesleept moet worden... Volgens de laatste berichten stond de auto nog in Sussundenga, een dorpje tussen het regenwoud en Chimoio dus voorlopig even geen onderzoek.

Ons tripje terug naar de bewoonde wereld was trouwens ook memorabel. In deze omgeving rijden er geen minibusjes meer maar worden de mensen op een grote pickluplaadbak vervoerd. Daar kan je met veel gedauw 28 mensen en een hoop bagage in zetten en dan moet je maar zien hoe je blijft zitten. In het midden zitten de vrouwen en kinderen, ik mocht met de mannen op de rand zitten omdat er al 27 man in zat en Monteiro kon alleen nog maar staan samen met 7 anderen en kon zich maar met 1 hand ergens aan vast houden. Heuvel op (15 km per uur) heuvel af (60 km per uur), de staande mannen worden als ze niet bukken onthoofd door grote overhangende takken en als de auto moet remmen schuift iedereen 20 cm vooruit omdat niemand zich fatsoenlijk vast kan houden. Na een uur had ik geen zitvlees meer over en ontzettend last van mijn knieën omdat de positie waarin ik zat niet geheel optimaal was. Gelukkig was de afstand maar iets van 80 km en 21/2 uur rijden (in een normale auto 3 kwartier) Toen we bijna in Sussundenga waren weer iets geleerd over auto's: als de benzine bijna op is en je heuveltje op rijd slaat je auto om de 5m af omdat er geen benzine meer in de motor komt. Om de auto weer te laten rijden ga je eerst achteruit heuveltje af tot de bestuurder een keer op zijn rem trapt en je weer vooruit schokt. Eeeenig als je op een randje zit en iedereen constant tegen je aan botst en je krampachtig probeert niet de zitplaats van je buurman over te nemen. Nadat dit 5 keer was gebeurt hebben we onze tassen maar gepakt en zijn we het laatste stuk maar gaan lopen. Het laatste stuk konden we comfortabel in een auto zitten omdat Monteiro de man die zijn alarm in zijn auto had gemaakt persoonlijk sommeerde om ons op te komen halen, wat ook gebeurde na bijna 5 uur wachten. Weer eens een andere ervaring en dan te bedenken dat dit de enige vorm van transport is voor de lokale bevolking.

Voorlopig ben ik Dolf aan het helpen met zijn onderzoek, want we gaan niet naar Moribane met het openbaar vervoer omdat we een redelijke hoeveelheid spullen moeten meeslepen en als we bij ons kamp zijn zulke grote afstanden moeten lopen voordat we überhaupt kunnen beginnen met ons onderzoek dat het de moeite niet is. Daarnaast rijden deze pickups niet heel frequent en kan/mag je niet zoveel bagage meenemen.

Geen opmerkingen: